A. Piet geeft overlast als koploper. (12) vlooienplaag
B. Niet slank maar blind. (6) mollig
C. Klapper lalalalala. (10) kokosnoten
D. Doorbrieven dat er een match is. (7) klikken
E. De mooiste van de straat kan mij niet raken. (8) misslaan
F. Criminele matrozen voelen zich hierop thuis. (8) vaartuig
G. Met geweld haal je het dier over. (10) dwingeland
H. Wolken doen er nog een schepje bovenop. (10) overdrijven
I. Kap je een heel woud voor een kopje thee? (7) rooibos
J. Rusteloze hardware. (8) woelmuis
K. Dit is geen koffieplant. (8) theeroos
L. Hemelse granen, een lust voor je oor. (12) engelenkoren
M. Een andere kleur voor blauw. (11) pimpelpaars
N. Deze mafkees is niet zo uitgekookt. (5.4) halve gare
O. Geef moeder koek na de bevalling. (8) placenta
P. De knul loopt alle dansfeestjes af. (12) ballenjongen
Q. Zit hier staal in het meer? (4.4) Loch Ness