A. Hier hangt een grote maagd rond. (5) knaap
B. Dramaserie op televisie. (9) traanbuis
C. Vis 44. (9) botvieren
D. Twee lekkertjes en dat is maar een klein gedeelte. (8 brokstuk
E. De tint van een joker. (10) schutkleur
F. Heilige linkse rakkers. (8) strooien
G. Na zo’n dreun heb je geen leven meer. (8) oplawaai
H. Vereniging die voor een Lady niet helder is. (8) vagebond
I. Is dit zoiets als een stel olietankers? (10) botervloot
J. Kunstzinnig, maar knorrig dier. (11) penseelzwijn
K. Die ontpoppen zich in je buik als Cupido raak schiet. (11) vlindertjes
L. Deze ingang is er nog maar net. (8) paspoort
M. Dit hebben gieren en hyena’s gemeen. (6) lachen
N. Lullig type arbeider. (8) behanger
O. Vervelende gereedschappen. (9) doorzagen
P. Is dit een zelfstandig naamwoord, een werkwoord of een lidwoord? (5) pijpen
Q. De ontploffing van een orgaan. (9) oorsprong
R. Soort oprotpremie. (9) smeergeld
S. Lied over kippen. (9) kakelvers
T. Niet ververst? (8) ongerijmd
U. Akelige injectie. (10) pokkenprik
No comments:
Post a Comment